Een Vereniging van Eigenaars (VvE) is geen gewone vereniging en wordt in de wet als aparte rechtsvorm behandeld in wetboek 5, titel 9. Elke eigenaar van een appartementsrecht is van rechtswege – ofwel verplicht – lid van de Vereniging van Eigenaren waaronder het betreffende appartementsrecht valt.
Vereniging van Eigenaars (VvE)
Een VvE is gebaseerd op Burgerlijk Wetboek 5, titel 9
Het recht voor Vereniging van Eigenaars (VvE’s) verschilt in menig opzicht van het recht voor andere verenigingen en wordt apart beschreven in Burgerlijk Wetboek 5, titel 9, “Appartementsrechten en VvE’s”. Deze wet wordt ook wel kortweg de appartementenwet genoemd. Daarmee heeft een VvE een hele andere basis dan de meeste andere verenigingen, waarvoor het recht is te vinden in Burgerlijk Wetboek 2 (artikel 2:26 t/m 2:52 BW). De Vereniging van Eigenaars zélf (of Vereniging van Eigenaren, afgekort VvE) wordt gedefinieerd in BW artikel 5:112 eerste lid onder e en artikel 5:124 eerste lid.
Collectief eigendom versus privé-eigendom
Een belangrijk verschil tussen de wetgeving voor “Appartementsrechten en VvE’s” en het gewone verenigingsrecht is de beschrijving van eigendomsrechten. Daar waar gewone verenigingen statuten hebben, hebben Verenigingen van Eigenaars altijd een splitsingsakte. In de splitsingsakte staan de appartementsrechten van individuele eigenaren, ofwel hun privé-eigendom, gescheiden beschreven van de gemeenschappelijke zaken en delen van het gebouw. De gemeenschappelijke zaken en delen van het gebouw vormen het collectieve eigendom van de Vereniging van Eigenaren, die als rechtsvorm apart in het leven is geroepen om dat collectieve eigendom te beheren, te exploiteren en te onderhouden. Elke eigenaar van een appartementsrecht wordt van rechtswege lid van de rechtsvorm VvE en neemt naar rato van het breukdeel van het betreffende appartementsrecht via de VvE begroting deel in de gebouwexploitatie. Dit aandeel in de VvE begroting resulteert weer in de maandelijkse VvE bijdrage die elke eigenaar als lid van de VvE moet betalen.